6. DE WOESTIJN
Het was maar goed dat ze goed
uitgerust waren en nog niet wisten wat er komen ging.
Het landschap werd steeds
droger en de zon scheen uitbundig. Soms een beetje té uitbundig.
Gelukkig hadden ze voldoende
eten en drinken meegenomen uit hun huis in het bos.
Het vlakke landschap werd
heuvelachtig en de harde ondergrond veranderde in zand.
De pinguïns wisten niet wat
ze zagen! Ze waren blij en verontrust tegelijk.
Blij omdat dit landschap heel
erg op de zuidpool leek. En zachte ondergrond voor hun voeten, heuvels, hele
lichte kleuren.
Maar verontrust doordat die
zon altijd maar scheen en het zand zo heet was.
Maar de vrijgezellen en de
puber vonden het fantastisch!
Als een stel kleine kinderen
lieten ze zich onder luid gejoel van de bergen afrollen. Wat een energie!
De ene berg na de andere
rolden ze zo af .
Het zweet droop van hun af en
ze begonnen weer lekker te stinken.
Opeens zei een vrijgezel: “hé, waar is je andere want?” De puber keek naar zijn handen en ja hoor, hij had nog maar 1 want. Daar schrok hij erg van. “We moeten terug” riep hij, “ik ben een want kwijt”. “Waar heb je die verloren?”. “Dat weet ik niet” zei de puber. “Nee hoor”, zei de leider “geen sprake van. We moeten door.” De puber kreeg tranen in zijn ogen en moest meteen weer aan zijn oma denken.
Treurig ging de groep weer
opstap.
Alle plezier was verdwenen. Het was
ook zo heet en ze hadden zo’n dorst.
Waren ze maar wat
zuiniger met hun drinken geweest. Ze liepen als
een zwijgende colonne door het zinderende
landschap.
De puber was verdrietig om zijn want, het
jonge stel kreeg ruzie om het ei dat steeds wegrolde
en de weduwe werd steeds vermoeider.
Haar knieën
en rug deden zo’n pijn. Het lopen door het
mulle zand werd haar teveel.
Eerst was ze nog zo blij
geweest met haar zonnehoed maar ook die gedachte
kon haar niet meer opvrolijken.
Ze kon niet meer en viel op de grond.
“Lopen jullie maar verder en
laat mij maar achter “, fluisterde ze theatraal , “ik ben toch al oud en ik ben
een blok aan jullie been. Ga nu maar, ik sterf wel. Veel geluk”. Maar daar
wilden ze natuurlijk niets van horen. “We rusten allemaal uit en gaan in een
cirkel om de weduwe staan. Dan heeft zij schaduw.” Dat was een wijze beslissing
van de leider.
De serieuze pinguïn keek eens
om zich heen, dacht een tijdje na en zei toen: “ik weet waar we naar toe
moeten. We moeten door die kloof. Dat weet ik nog van toen ik de reis
bestudeerde. Ik had nooit gedacht dat we
zo ver zouden gaan”.De vrouw van het jonge stel
keek bezorgd naar haar ei en fluisterde haar man iets in het oor. Daarna liep
ze naar de leider. Ze hadden een ernstig gesprek en de leider riep: “we zijn
uitgerust, we gaan weer verder. Door de kloof ”.
Eigenlijk waren ze niet zo
heel erg uitgerust maar ze gingen toch. Want nu wisten ze de weg. De serieuze pinguïn ging voorop en straalde
van zelfvertrouwen. Maar helaas had hij er wel een beetje buikpijn bij want hij
was er niet zo heel erg zeker van dat dit de goede weg was.
Maar gelukkig, dat was het
wel.
Het landschap veranderde
weer. De grond werd harder en de zon scheen niet zo fel meer.
Ze vonden een waterput en
iedereen leste zijn dorst.
De leider keek bezorgd naar
het ei en riep: “we gaan gauw een rustplaats zoeken want we zijn allemaal moe.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten