maandag 19 oktober 2020

6. DE WOESTIJN

Het was maar goed dat ze goed uitgerust waren en nog niet wisten wat er komen ging.
Het landschap werd steeds droger en de zon scheen uitbundig. Soms een beetje té uitbundig.

Gelukkig hadden ze voldoende eten en drinken meegenomen uit hun huis in het bos.
Het vlakke landschap werd heuvelachtig en de harde ondergrond veranderde in zand.
De pinguïns wisten niet wat ze zagen! Ze waren blij en verontrust tegelijk.
Blij omdat dit landschap heel erg op de zuidpool leek. En zachte ondergrond voor hun voeten, heuvels, hele lichte kleuren.

Maar verontrust doordat die zon altijd maar scheen en het zand zo heet was.

 

Maar de vrijgezellen en de puber vonden het fantastisch!
Als een stel kleine kinderen lieten ze zich onder luid gejoel van de bergen afrollen. Wat een energie!
De ene berg na de andere rolden ze zo af .

Het zweet droop van hun af en ze begonnen weer lekker te stinken.

 

Opeens zei een vrijgezel: “hé, waar is je andere want?” De puber keek naar zijn handen en ja hoor, hij had nog maar 1 want.  Daar schrok hij erg van. “We moeten terug” riep hij, “ik ben een want kwijt”. “Waar heb je die verloren?”. “Dat weet ik niet” zei de puber. “Nee hoor”, zei de leider “geen sprake van. We moeten door.” De puber kreeg tranen in zijn ogen en moest meteen weer aan zijn oma denken.

   

Treurig ging de groep weer opstap.
Alle plezier was verdwenen. Het was ook zo heet en
ze hadden zo’n dorst.
Waren ze maar wat zuiniger met hun drinken geweest. Ze liepen als een
zwijgende colonne door het zinderende landschap.
De puber was verdrietig om zijn want, het jonge stel
kreeg ruzie om het ei dat steeds wegrolde en de weduwe werd steeds vermoeider.
Haar knieën en
rug deden zo’n pijn. Het lopen door het mulle zand werd haar teveel.
Eerst was ze nog zo blij geweest
met haar zonnehoed maar ook die gedachte kon haar niet meer opvrolijken.
Ze kon niet meer en viel op de grond.

        

“Lopen jullie maar verder en laat mij maar achter “, fluisterde ze theatraal , “ik ben toch al oud en ik ben een blok aan jullie been. Ga nu maar, ik sterf wel. Veel geluk”. Maar daar wilden ze natuurlijk niets van horen. “We rusten allemaal uit en gaan in een cirkel om de weduwe staan. Dan heeft zij schaduw.” Dat was een wijze beslissing van de leider.
De serieuze pinguïn keek eens om zich heen, dacht een tijdje na en zei toen: “ik weet waar we naar toe moeten. We moeten door die kloof. Dat weet ik nog van toen ik de reis bestudeerde. Ik  had nooit gedacht dat we zo ver zouden gaan”.De vrouw van het jonge stel keek bezorgd naar haar ei en fluisterde haar man iets in het oor. Daarna liep ze naar de leider. Ze hadden een ernstig gesprek en de leider riep: “we zijn uitgerust, we gaan weer verder. Door de kloof ”. 

  

Eigenlijk waren ze niet zo heel erg uitgerust maar ze gingen toch. Want nu wisten ze de weg.  De serieuze pinguïn ging voorop en straalde van zelfvertrouwen. Maar helaas had hij er wel een beetje buikpijn bij want hij was er niet zo heel erg zeker van dat dit de goede weg was.
Maar gelukkig, dat was het wel.
Het landschap veranderde weer. De grond werd harder en de zon scheen niet zo fel meer.

Ze vonden een waterput en iedereen leste zijn dorst.
De leider keek bezorgd naar het ei en riep: “we gaan gauw een rustplaats zoeken want we zijn allemaal moe.”