dinsdag 27 oktober 2020

13. DE OPENING

En toen was de grote dag daar.  Alle pinguïns waren schoon gewassen en ruim op tijd bij het Dierenhuis.
Het was al druk. Alle mensen van de straat waren uitgenodigd.  Ze zagen de clubleden van seniorensoos De Lauwerkrans, het jonge stel met hun baby uit het 70-er jaren huis en ook de mevrouw van het Kanthuisje. Die kenden ze nog niet.

Ze gingen nooit naar het Kanthuisje. Het was er zo deftig met al dat prachtige kant en er kwamen heel voorname klanten in deftige auto’s. Maar die mevrouw van het kanthuisje was gewoon heel aardig.

En zo zaten ze allemaal te wachten op wat zou gaan komen.

 

Het huis was prachtig versierd maar het wachten duurde wel heel erg lang. Gelukkig had Melvin, de beheerder van de Lauwerkrans, stoelen voor de oudjes neergezet.

     

De teckel uit het 70-er jaren huis en de kleine wisten iedereen prima te vermaken.
Ze renden achter elkaar aan en tussen de mensen door. Iedereen moest om hen lachen. Totdat……ze eindelijk de scooter van de mevrouw van het DOC hoorden.

  

Daar kwam ze aangereden. Ze had een soort verward verhaal waarom ze zo laat was maar daar begreep niemand iets van.

 
Na een speech die gelukkig niet al te lang duurde, verklaarde ze Het Dierenhuis voor geopend en mochten de pinguïns eindelijk hun nieuwe verblijf bekijken.
“Kom, we gaan gauw kijken” zei de mevrouw, “volg mij maar”.

  

“Ik ruik vis” riep de puber die ineens helemaal afgeleid was. En ook de andere pinguïns wilden eigenlijk veel liever meteen naar die lekkere vislucht. Ze hadden zo lang geen vis meer gegeten. Maar nee, dat mocht niet. “We gaan eerst naar de woning kijken” zei de mevrouw, “die vis komt straks wel”.  Dat was moeilijk.
 

Ze vonden het een prachtige kamer.  Een lekkere gladde vloer waar je op kon glijden. Leuk! En een mooie kleur behang in de kleur van de Zuidpool. Ook leuk.

En ondertussen stonden ze recht boven die heerlijke vislucht. Ze werden er onrustig van. Zouden ze al weg mogen?

“Joehoe, wij komen ook kijken”, hoorden ze vanaf de trap.  Er kwamen meer mensen naar hun huis kijken. Nu konden ze voorlopig natuurlijk niet naar de vis.  

   

De mevrouw van het kantwinkeltje, Melvin van de Lauwerkrans en het jonge stel uit het 70-er jaren huis kwamen de trap op.  Het is een mooie woning, maar wel heel leeg, dachten ze. Maar dat zeiden ze niet. Want de pinguïns kwamen uit een heel andere cultuur en die wilden dat misschien wel zo.

  
“Pas op, de kleine valt bijna” riep de mevrouw.

En toen werd het echt gezellig. De pinguïns vlogen meteen op de vis af en al snel hadden ze alles op. Gelukkig had een mevrouw de serveer-rollator van de Lauwerkrans meegenomen met lekkere wijn en bonbons en koekjes. Iedereen had het naar zijn zin.

   
Een mevrouw vroeg aan de puber waarom hij maar 1 want aanhad.  Puber vertelde het verhaal van zijn oma en van de want die hij in het zand verloren had. Wat vond ze dat zielig. Gelukkig had ze nog een kleverig snoepje in haar tas. Puber nam het snoepje aan en bedankte beleefd. Maar hij stak het mooi niet in zijn mond. Dat merkte ze toch niet, veel te oud.

  

“Waarom draag jij altijd die rugzak”, vroeg een mevrouw aan serieuze.  De serieuze pinguïn bloosde en stotterde een beetje: “dat ben ik zo gewend. Eigenlijk durf ik hem niet af te doen want dan ben ik helemaal bloot.”

En zo hadden ze allemaal iets te kletsen. De weduwe ging naar een oude meneer van de Lauwerkrans toe. Ze vond hem er een beetje verdrietig uitzien en wilde hem opvrolijken.
Maar de meneer schrok zo dat hij bijna van zijn stoel afgleed. Hij was nog niet zo aan vluchtelingen gewend.

     

En toen was het feest afgelopen. Iedereen ging naar huis. De slingers werden weggehaald en het eten opgeruimd.
De pinguïns merkten nu pas hoe moe ze eigenlijk waren.

Ze liepen naar hun kamer en uit gewoonte gingen ze bij elkaar staan. Zo sliepen ze altijd. Net als op de Zuidpool. Zo beschermden ze elkaar en hielden elkaar lekker warm.
 
  

                                                               Welterusten.